Toen ik er kwam wonen was Lucenay-l’Évêque een dorp met een kerk, kruidenier en een kapper. Inmiddels zijn er best wat middenstanders bijgekomen, tegenwoordig hebben we zelfs drie restaurantjes. De kapper is verhuisd naar een groter pand maar nog altijd met Véronique als kapster-eigenaar. Ooit waren we buren en zaten onze kinderen bij elkaar in de klas. Als mijn haar geknipt wordt, praten we bij. Zo weet ik dat haar zoon vader wordt. En zij dus oma.
Het staat natuurlijk symbool voor de levensfase waarin ik ben aanbeland. Toch zie ik mezelf nog niet als oma. Ik ben net aan het idee gewend dat mijn kinderen geen kind meer zijn. Jaren geleden ben ik met hen verhuisd naar Nederland omdat hun wereld wel wat groter mocht worden. Voor mijn gevoel waren ze het dorp wel ontgroeid. En zo niet, dan ik wel.
Mijn band met Frankrijk heb ik niet doorgesneden. De helft van het jaar zit ik daar en ik heb er een huis dat voelt als thuis. Een huis waar ook mijn zoons graag komen. Voor een vakantie; om daarna weer snel hun leven in Nederland op te pakken. Het lijkt er nog niet op dat ik oma word. Toch heb ik een beetje kunnen oefenen. Mijn zoon maakte een documentaire over ‘reborns’, levensechte babypoppen. Zelf schafte hij er ook eentje aan, Alki. En zo zat ik met baby Alki op schoot.
Toen we waren bijgepraat, was mijn haar was weer mooi geknipt en gestyled. Ik heb de kapster enthousiast gefeliciteerd. En mezelf ook omdat ik nog in het stadium zit van nepoma met nepbaby. Ik liep de kapperszaak uit en voelde me jaren jonger.